Vorig jaar belandde bij mij het briefje in de brievenbus. Wilde ik donor worden? Ik had er van tevoren al over nagedacht, omdat ik wist dat dit briefje ooit in de brievenbus zou vallen. Nee, was mijn antwoord. Maar waarom ik er uiteindelijk voor heb gekozen om geen donor te worden, en hoe ik deze keuze heb gemaakt, dat lees je vandaag in dit artikel.
De keuze
Op zich hoefde ik er niet lang over na te denken. Ik vond het idee van donor zijn gewoon niet fijn. Het idee dat je na je dood je organen kwijt raakt. Je hebt ze natuurlijk niet nodig, maar het zat me toch niet lekker. Alleen je helpt wel mensen, mensen die het nog nodig hebben terwijl jij de organen niet meer nodig hebt. Het is een moeilijke keuze, maar je maakt de keuze voor je familieleden later wel makkelijker. Uiteindelijk koos ik toch voor nee, het voelde gewoon beter.
Leven na de dood
Je weet niet of het bestaat, niemand weet of het bestaat. Het leven na de dood. We durven er op de één of andere manier niet in te geloven. Maar stel dat het verder gaat, en jij bent je organen kwijt? Stel dat we als geesten verder gaan, of misschien gebeurd er iets wat we niet eens kunnen beseffen.
Mijn lichaam
Ik vind het niet fijn als mensen aan mijn lichaam zitten. Ik haat het om naar de dokter en naar de tandarts te gaan. Ik ben altijd heel erg zenuwachtig. Misschien omdat er bij de tandarts ooit de verkeerde kies was getrokken, waardoor ik weer een heel traject moest doorlopen.
Alleen ik wil mijn tijd gewoon niet doorbrengen in ziekenhuizen of iets dergelijks, zelf niet om mijn organen te verwijderen en aan iemand over te geven. Het is mijn lichaam en het zijn mijn organen, ik vind het een raar idee om dat weg te geven. Ik laat mijn lichaam liever precies hetzelfde, voor en na mijn dood.
Nee.
Uiteindelijk kruiste ik het antwoord nee aan. Het kaartje ging de volgende dag al in de brievenbus.